Een werkgever ontslaat een werknemer op staande voet, maar eenmaal bij de rechtbank oordeelt de rechter dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was met als gevolg dat de arbeidsovereenkomst niet per de datum van het ontslag op staande voet geëindigd is. De werkgever heeft in dat geval geen loon betaald aan de werknemer omdat de werkgever meende dat er geen recht op loon was (die vond immers dat de arbeidsovereenkomst door het ontslag was beëindigd). Deze situatie is slechts één van de mogelijke situaties waarin een werkgever het loon te laat aan de werknemer blijkt te hebben betaald. Hoe zit het dan met de wettelijke verhoging of de wettelijke rente?
De wet
Het uitgangspunt in de wet is dat een werkgever het loon tijdig moet betalen. De meeste werknemers ontvangen maandelijks hun loon en voor veel werkgevers geldt dat zij dit salaris aan het einde van de maand betalen. Hier zijn veelal afspraken over gemaakt in de arbeidsovereenkomst of in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Als geen afspraken over het moment van betaling gemaakt zijn, dan geldt op grond van de wet dat salaris voor het eind van de maand betaald moet zijn.
Als een werkgever het loon niet tijdig betaalt dan is de werkgever sowieso wettelijke rente verschuldigd. De wettelijke rente is op dit moment 6% per jaar. Wat harder aantikt is de wettelijke verhoging. Die is de werkgever verschuldigd als het loon vier of meer dagen te laat wordt betaald, en de te late betaling is aan de werkgever toe te rekenen. Toerekening betekent hier niet dat de werkgever iets te verwijten valt, maar dat het te laat betalen binnen de risicosfeer van de werkgever ligt.
De wettelijke verhoging bedraagt voor de vierde tot en met de achtste werkdag dat de werkgever te laat is vijf procent per dag en voor elke volgende werkdag een procent, met een maximum van 50%. De verhoging wordt berekend over het bruto loon.
Enkele bijzonderheden
De wettelijke verhoging wordt berekend over het bruto loon, maar wat valt er onder dit loon? Het normale salaris valt hier uiteraard onder, maar bijvoorbeeld ook vakantiegeld en zelfs bepaalde vergoedingen zoals een lunchvergoeding. Het gaat om vergoedingen voor in loondienst verrichte werkzaamheden. Een stagevergoeding valt hier dan weer niet onder (er is dan geen sprake van een arbeidsovereenkomst).
Ook bij het einde van het dienstverband kan wettelijke verhoging bij te late betaling van toepassing zijn. Zo is een werkgever de wettelijke verhoging verschuldigd over niet-opgenomen vakantiedagen bij het einde van het dienstverband, als die niet tijdig uitbetaald worden. Tijdig betekent hier: uiterlijk op het moment dat het dienstverband is geëindigd.
Over de transitievergoeding is geen wettelijke verhoging verschuldigd omdat dit geen loon is. Wel kan wettelijke rente verschuldigd zijn over de transitievergoeding. Deze wettelijke rente loopt vanaf een maand nadat de arbeidsovereenkomst beëindigd is als de transitievergoeding dan nog niet betaald is.
Is de soep wel zo heet?
De rechter heeft de mogelijkheid om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen en dat gebeurt ook regelmatig. Uitgangspunt lijkt te zijn dat de maximale verhoging van 50% alleen wordt toegekend als de werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hoe meer het niet betalen ook aan de werknemer kan worden toegerekend, hoe groter de kans lijkt te zijn dat de rechter de verhoging zal matigen. Bovendien kan een rechter de wettelijke verhoging al matigen omdat hij samenloop van wettelijke rente en wettelijke verhoging niet gerechtvaardigd vindt. Het betreft wel een discretionaire bevoegdheid van de rechter. Oftewel de rechter is niet verplicht om tot matiging over te gaan.
In een zaak waarin een werkgever een werknemer ten onrechte op staande voet had ontslagen speelde bijvoorbeeld het volgende. De werkneemster met als functie verzorgende, had zich ziek gemeld en de bedrijfsarts had ook geconstateerd dat de werkneemster ziek was. De werkgever had daar zijn twijfels bij en huurde een recherchebedrijf in (Hoffmann) om onderzoek te doen naar de werkneemster. Hoffmann constateerde dat de werkneemster auto reed, geen gebruik maakte van een kruk bij het lopen, met boodschappentassen en vuilniszakken sjouwde, kon bukken, pakken en hurken bij het boodschappen doen, en zich verschillende keren met een sleutel toegang tot een woning van iemand anders had verschaft en daar een uur bleef, vermoedelijk om aan iemand zorg te verlenen. De werkgever had haar hierop op staande voet ontslagen, maar het UWV had daarna in een deskundigenoordeel net als de bedrijfsarts geconstateerd dat de werkneemster wel ziek was. Het ontslag op staande voet was ten onrechte gegeven.
De kantonrechter had de gevorderde wettelijke verhoging over het te laat betaalde loon toegewezen, maar gematigd tot 30%. Het Hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2024:461) ging niet mee in deze matiging en bepaalde de verhoging op het maximum van 50%: “Hiervoor is in aanmerking genomen dat [verzoekster] het ontslag op staande voet onterecht heeft gegeven tezamen met het feit dat [verweerster] arbeidsongeschikt is en zij in alle opzichten afhankelijk is van het tijdig betalen van het salaris om in haar eerste levensbehoeften te voorzien.”
Matiging is dus mogelijk en wordt ook regelmatig toegepast, maar onder omstandigheden moet de werkgever wel degelijk de maximale wettelijke verhoging betalen.
Wij helpen u graag bij het voorkomen of oplossen van problemen met betrekking tot te laat betaald loon. Neem contact op met één van onze arbeidsrechtadvocaten: Samantha de Graaf (degraaf@griffithsadvocaten.nl), Dylan Griffiths (griffiths@griffithsadvocaten.nl) of Luke Walker (walker@griffithsadvocaten.nl).