Een eerste contract tussen een werkgever en een werknemer wordt vaak voor bepaalde tijd gesloten. Partijen weten nog niet wat zij van elkaar kunnen verwachten en willen dus eerst kijken hoe de samenwerking verloopt. Als de overeenkomst voor langer dan 6 maanden wordt aangegaan wordt soms een proeftijd opgenomen (zie voor haken en ogen bij de proeftijd de blogs van 8 september en 11 oktober 2023). Maar ook na de proeftijd komt het voor dat partijen al vóór de afgesproken einddatum besluiten dat zij niet met elkaar verder willen. Kan je dan een vaststellingsovereenkomst aangaan, en waar moet je dan op letten?
Tussentijdse opzegging
Het belangrijkste om op te letten is of er een tussentijds opzegbeding in de arbeidsovereenkomst is opgenomen. Zo niet, dan kan dit in de vaststellingsovereenkomst worden gerepareerd, zie hiervoor de blog van 7 juni 2024, maar wat als dat niet is gebeurd? Uitgangspunt is dat als er geen tussentijds opzegbeding is opgenomen in de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, partijen ook echt niet tussentijds kunnen opzeggen. Op zichzelf kan de arbeidsovereenkomst dan best via een vaststellingsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigen. Voor een werknemer levert dit echter mogelijk problemen op. Het UWV kan namelijk oordelen dat je per de afgesproken einddatum van de arbeidsovereenkomst (nog) geen recht hebt op een werkloosheidsuitkering (WW-uitkering). Zonder de vaststellingsovereenkomst had de werkgever de arbeidsovereenkomst niet voor de einddatum kunnen beëindigen, waardoor de werknemer tot aan de einddatum recht op loon had gehad. Door in te stemmen met een vaststellingsovereenkomst is de werknemer in dat geval ‘verwijtbaar werkloos’ volgens het UWV en daarom is er geen recht op WW.
Toch een vaststellingsovereenkomst gesloten?
Een vraag die opkomt is of de werkgever de werknemer expliciet op het risico moet wijzen in de hiervoor geschetste situatie. In de rechtspraak lijkt het antwoord op die vraag: ‘nee’, te zijn.
Uitgangspunt is dat degene die overweegt een overeenkomst aan te gaan tegenover zijn wederpartij verplicht is om binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen om te voorkomen dat die onder invloed van onjuiste veronderstellingen zijn toestemming geeft (juridisch heet dat “dwaling”). Echter, als de werkgever opneemt dat er een bedenktermijn is van twee weken en de werknemer adviseert juridisch advies in te winnen heeft die werkgever naar het oordeel van diverse rechters genoeg gedaan (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBLIM:2022:10478, ECLI:NL:RBROT:2020:10811 en ECLI:NL:RBMNE:2017:6654).
Enkele bijzonderheden
Zoals altijd wanneer je te maken hebt met het recht hangt veel af van de precieze omstandigheden van het geval. Als de werkgever de werknemer bijvoorbeeld verkeerd geïnformeerd heeft door ten onrechte op te merken dat de werknemer recht op WW zal hebben kan er wel sprake zijn van dwaling bij de werknemer, met als gevolg dat de vaststellingsovereenkomst vernietigbaar is.
Een andere omstandigheid die kan meespelen is of het gemakkelijk te achterhalen is voor de werknemer wat zijn rechtspositie is. Hoe makkelijker dit is, hoe kleiner de kans van een geslaagd beroep op dwaling. Dit komt door de verhouding tussen enerzijds de mededelingsplicht en anderzijds de onderzoeksplicht. Als iemand geen specifieke kennis heeft en iets ingewikkeld is, dan kan de mededelingsplicht van de andere partij zwaarder wegen. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHDHA:2023:1244, waarin de werkgever er niet vanuit mocht gaan dat de werknemer de gevolgen voor zijn pensioen kon doorgronden als hij bij een andere werkgever in dienst zou treden.
Dit vanwege de “ingewikkeldheid van de materie” en het ontbreken van “specifieke kennis”. Als het echter makkelijk is om te achterhalen hoe de vork in de steel zit, dan kan de onderzoeksplicht zwaarder wegen. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHAMS:2022:379, waarin deelnemers van een pensioenfonds via een rekentool in staat waren na te gaan wat de ene ingangsdatum van pensioen voor hen zou betekenen, en wat een andere 1 .
Conclusie
Als werknemer is het verstandig om juridisch advies in te winnen voordat je een vaststellingsovereenkomst aangaat, niet alleen als de werkgever dit expliciet opmerkt. Het is ook gebruikelijk dat er in een vaststellingsovereenkomst wordt opgenomen dat een deel van de juridische kosten door de werkgever voldaan wordt. Maak daar gebruik van. Voor een werkgever is het verstandig om de werknemer de mogelijkheid te bieden juridisch advies in te winnen en de werknemer te wijzen op de bedenktermijn. Dit laatste niet alleen omdat de bedenktermijn volgens de wet anders drie weken wordt in plaats van twee weken, maar ook omdat dit een rol speelt bij een mogelijk beroep op dwaling.
Wij helpen u graag bij het voorkomen of oplossen van problemen met betrekking tot het aangaan of teniet doen van een vaststellingsovereenkomst. Neem contact op met één van onze arbeidsrechtadvocaten: Samantha de Graaf (degraaf@griffithsadvocaten.nl), Dylan Griffiths (griffiths@griffithsadvocaten.nl) of Luke Walker (walker@griffithsadvocaten.nl).
1 Zie over het spanningsveld tussen de onderzoeksplicht en de mededelingsplicht ook L.B. de Graaf & W.A.
Zondag, in: Sdu Commentaar Arbeidsrecht Thematisch,
Art. 228 – Burgerlijk Wetboek Boek 6 / Art. 44 – Burgerlijk Wetboek Boek
3 / Art. 902, 670b, 671 – Burgerlijk Wetboek Boek 7.