en
Luke Walker, 11 november 2025
Update studiekostenbeding

In een blog van 1 februari 2024 ben ik ingegaan op de (nieuwe) wetgeving over studiekostenbedingen. De kantonrechter te Rotterdam had toen net een uitspraak gedaan over studiekostenbedingen voor advocaat-stagiaires. Tegen deze beschikking is hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft in dit hoger beroep prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld. De Hoge Raad heeft recentelijk antwoord gegeven op deze vragen.

 De Hoge Raad
De Hoge Raad ziet zowel argumenten voor als tegen het mogen opnemen van een studiekostenbeding bij de Beroepsopleiding Advocaten. De Hoge Raad overweegt dat de opvatting dat de Beroepsopleiding Advocaten een vooropleiding is verdedigbaar is. “Een dergelijke vooropleiding is dan een ‘startkwalificatie’ voor het beroep – net als een voltooide universitaire opleiding rechten – en niet een opleiding die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie in de zin van art. 7:611a lid 1 BW.” Dit is verdedigbaar omdat de advocaat-stagiaire voorwaardelijk als advocaat wordt ingeschreven, en omdat de stagiaire die de beroepsopleiding niet met succes afsluit de functie van advocaat na het einde van de stage niet meer zal mogen uitoefenen.

De Hoge Raad geeft echter de voorkeur aan de opvatting dat de Beroepsopleiding Advocaten niet wordt beschouwd als een opleiding voor het werk, maar als een opleiding tijdens het werk (‘training on the job’). Tijdens de stageperiode – dus ook ten tijde van het volgen van de Beroepsopleiding Advocaten – is de stagiaire namelijk ingeschreven als advocaat, verricht hij werkzaamheden als advocaat en ontvangt hij een bij het verrichten van die werkzaamheden passende beloning. De opvatting vindt verder steun in de beleidsregels van de orde van advocaten, waarin de kosten van de beroepsopleiding als uitgangspunt voor rekening komen van het kantoor van de patroon waar de advocaat-stagiaire in dienst is. “Dit uitgangspunt wijst erop dat de beroepsgroep deze kosten – en daarmee de opleiding – beschouwt als dienstbaar aan dit kantoor.”

Gevolgen
De Beroepsopleiding Advocaten moet daarom volgens de Hoge Raad worden aangemerkt als scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van een advocaat-stagiaire. Dat betekent dat de werkgever op grond van artikel 7:611a lid 1 BW gehouden is de advocaat-stagiaire in staat te stellen deze opleiding te volgen. De Hoge Raad geeft ook duidelijkheid over de vraag of iedere opleiding die onder de scholingsverplichting van lid 1 van artikel 7:611a BW valt op grond van lid 2 door de werkgever kosteloos moet worden aangeboden. Het antwoord is: ja. De opleiding moet dan ook kosteloos worden aangeboden. Dit betekent dat het studiekostenbeding waarin een advocaat-stagiaire wordt verplicht onder bepaalde omstandigheden de studiekosten terug te betalen, nietig is. De Hoge Raad laat zich niet uit over de vraag of de kosten van de Beroepsopleiding Advocaten onder bijzondere omstandigheden voor rekening van een werknemer kunnen worden gebracht, bijvoorbeeld als op hem een (schade)vergoedingsplicht tegenover de werkgever is komen te rusten. Verdere rechtspraak zal dat moeten uitwijzen.

 Hebt u te maken met een studiekostenbeding, of wilt u als werkgever een studiekostenbeding overeenkomen? Neem dan contact op met een van onze arbeidsrechtadvocaten: Samantha de Graaf (degraaf@griffithsadvocaten.nl), Dylan Griffiths (griffiths@griffithsadvocaten.nl) of Luke Walker (walker@griffithsadvocaten.nl).